Das "Marianische Schaesberg"
Op de plek waar thans winkelcentrum Op de Kamp ligt, stond vroeger Hoeve De Kamp. Hier werd de schrijver Frans Erens (1857-1935) geboren, die later als een van de zogeheten ‘tachtigers’ bekendheid zou krijgen als Nederlands schrijver.
Tegen het einde van zijn leven schreef Frans Erens het boek ‘Vervlogen Jaren’, waarin hij onder meer herinneringen aan zijn jeugd in Schaesberg ophaalt. In het boek wijdt hij ook een passage aan de Leenderkapel:
“Hij [kapelaan Savelberg] was een trouwe bezoeker van het oer-oude Mariakapelletje in de Streep, op een heuvel in een beukenbosch, en tot in zijn hoogen ouderdom is hij dagelijks heen gegaan om er den rozenkrans te bidden. De oorsprong van dit kapelletje ligt volkomen in het duister. Het moet uit de vroege middeleeuwen zijn en is misschien de eerste kerk in onze streek geweest; men heft gezegd, dat het een jachtkapel van Karel den Groote zou zijn geweest, iets wat moeilijk zal zijn te bewijzen. Het kapelletje is opgebouwd uit ongelijke brokken natuursteen, die aan elkaar zijn gemetseld. Het is niet ruim en niet hoog, doch het zal wel een twintigtal personen kunnen bevatten. Het heeft geen vensters, maar ontvangt het licht door de twee trechtervormige openingen in de muren, die ruim een meter dik zijn. Vóór in den gevel staat het wapen der Rijksgraven van Schaesberg, doch dit is een usurpatie; waarschijnlijk heeft een der graven het laten aanbrengen omdat het stamslot daar in de buurt lag; het is er blijkbaar bij een herstelling met een andere steensoort ingezet.
In mijn tijd nestelden er veel kauwen onder het dak en hun gekrijsch weerklonk tusschen de beukenboomen vooral tegen den avond vóór dat zij slapen gingen. Tegen het einde van de 18de eeuw gebruikten de bokkerijders dit kapelletje voor hun bijeenkomsten en daar werd de eed afgelegd, vóór dat zij tot de vereeniging werden toegelaten. Zij moesten zweren met den voet op het kruisbeeld en met de hand op het Evangelieboek.
De Maria-vereering is altijd bizonder levendig geweest in Schaesberg, zoodat onze kaplaan Groote, de opvolger van kaplaan Savelberg, zelfs sprak van “das Marianische Schaesberg”.”
Opvallend is dat Erens schrijft dat de kapel mogelijk uit de middeleeuwen stamt en de relatie met de graven Von und Zu Schaesberg zelfs een usurpatie noemt: iemand die zich zelf onterecht iets toe-eigent. Of Erens gelijk heeft, is zeer de vraag. Vermoedelijk is hij niet van de werkelijke ontstaansgeschiedenis op de hoogte geweest.