Herleving Mariaverering in de 19e eeuw
De herleving van de Mariaverering rond de Leenderkapel vond in het midden van de 19e eeuw plaats. De kapel werd toen weer in gebruik genomen door de parochie Schaesberg. Kapelaan Römkens richtte in 1847 een schrijven tot graaf Von Schaesberg met de mededeling dat hij begonnen was met de restauratie van 'la belle et antique chapelle située dans vos bois près de la ferme Lehn, dans le but d'y ériger la dévotion du mois de Mai'. Gravin Von Schaesberg wenste hem op 10 augustus van dat jaar alle geluk met de renovatie en het hergebruik van de kapel.
Römkens plaatste er een Mariabeeld. Hij bevorderde de Mariadevotie door het meilof in te voeren en er elke dag de mis te lezen. In 1856 bereikte hij dat de leerlingen van het kleinseminarie van Rolduc in de meimaand de kapel bezochten. Ook mgr. P. J. Savelberg uit Heerlen kwam er tot op hoge leeftijd in de meimaand dagelijks de rozenkrans bidden. Doorheen het jaar ging hij elke zaterdag en op andere weekdagen zo vaak als dat mogelijk was. Naar het schijnt liet hij, toen zijn conditie dat niet meer toeliet, zijn kamer in het klooster van Heerlen zo inrichten, dat hij vanuit het raam het kapelletje kon zien.
Pastoor J.S. Mühlenberg (1865-1886), die een befaamd kanselredenaar was, hield op de zondagnamiddagen in mei een preek bij de kapel. Er was veel toeloop, maar wegens niet nader genoemde misbruiken werd die activiteit gestaakt.
In een artikel in de Limburger Koerier van 2 mei 1903 wordt geattendeerd op het feit dat in mei elke dag om zes uur, onduidelijk is of het 6.00 of 18.00 uur betreft, een mis wordt gelezen in de kapel, die dan door velen met een bezoek wordt vereerd.
Ten tijde van pastoor P.J. Schatten (1910-1935) werd de kapel ook in processieverband bezocht om onheil af te weren, zoals bij de grote droogte op 20 augustus 1911 en het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914. Beide keren was de deelneming volgens Schatten 'ontzaggelijk'. Ook bij feesten, zoals bij het 75-jarig bestaan van de St. Aloysiusvereniging in 1912, werd de kapel bezocht. Schatten vermeldt in zijn kroniek verder nog dat sedert de oprichting van de parochie de processie op de woensdag van de Kruisdagen onder meer langs de Leenderkapel trok.
De bouw van de mijnwerkerskolonie 'Leenhof' aan de voet van de Leenderberg had een ongunstig effect. 'De nabijheid der kolonies wier inwoners niet in geur van godsdienstigheid staan blijkt een ongunstige invloed uit te oefenen op het bezoek van het kapelletje'. Bezoekers werden er lastig gevallen en regelmatig werden er pogingen ondernomen om het offerblok te kraken. In 1909 had men dat zelfs met dynamiet opgeblazen. De opbrengst van de kapel bedroeg in 1902 zo'n 70 gulden, hetgeen wijst op een behoorlijk aantal bezoekers als men het afzet tegen de vier gulden die de ruim 400 man grote processie van Rolduc offerde.
In 1910 werd in de Petrus en Paulusparochie van Schaesberg een broederschap van 'O.L.Vrouw van de berg Carmel, van de Onbevlekte Ontvangenis, van de Zeven Smarten, van de Allerheiligste Drievuldigheid' opgericht. Het broederschapsregister werd tot en met 1935 bijgehouden en telt circa 1800 inschrijvingen. Het register bevat enkel namen zonder nadere topografische aanduiding.